een recensie van columnist AJ Klei, zoals op zaterdag 26 mei 1979
te lezen viel in dagblad Trouw.
door
A. J. Klei
Als
je t mij vraagt, is er een mooie, gave ruzie opkomst in de
organistenwereld. Nu ontstaat daar zeer snel, onenigheid; iemand
hoeft maar op een verkeerd moment de tremulant open te trekken of
de verhitte debatten barsten los. Maar ditmaal gaat het om een zaak
die ook ver uit de buurt van de orgelbank vele harten beroert: de
gemeentezang.
Onlangs
kwam ik bij een middelbaar echtpaar over de vloer, dat hun progressieve
overtuiging op de been houdt met behulp van blokfluiten en versies
van Huub Oosterhuis. Zij vertrouwden mij toe dat zij momenten kennen,
waarop hen het verlangen bekruipt naar psalmgezang in stevige verpakking,
zoals je dat via de EO in huis kunt halen. Ze brachten me enigszins
beschroomd van deze hunkering op de hoogte, uit vrees van voor reactionair
versleten te worden, en als deze mensen ergens benauwd voor
zijn, is het dáárvoor.
Ik
zette uiteen dat hun vrees in zoverre ongegrond was, dat niet alleen
in de behoudende hoek der vaderlandse christenheid de wens naar
luidkeelse gemeentezang en dreunend orgelspel leeft, maar ook bij
afgedwaalden die, als ze weer eens een voet in de kerk zetten, daar
de krachtige geluiden willen horen, waarvoor ze vroeger op de loop
zijn gegaan.
In
het officiële kerkmuzikale leven werden echter tot dusver dergelijke
begeerten zorgvuldig onderdrukt. De cantor-organist diende zuinig
om te springen met de registers en hij moest voorkomen, dat de gemeente
eens lekker uit ging halen. Maar nu maken we mee dat de redactie
van ,,Het Orgel, keurig maandblad van de Nederlandse Organisten
Vereniging, 29 paginas van het mei-nummer leegruimt voor Klaas
Bolt, de (kerk)organist van de Haarlemse Bavo. Deze geeft in zijn
lijvige bijdrage onbelemmerd lucht aan zijn niet geringe afkeer
van de iele en vlugge gemeentezang van tegenwoordig. Hij eist eerherstel
van de ,,stoere en sterke kerkzang, die ,,groots is in al
zijn ruige kracht. De aangehaalde woorden zijn van Jan Zwart
en naar hem hadden we beter moeten luisteren, vindt Klaas Bolt.
Dat
de heer Bolt er niet met de pet naar gooit, kan blijken uit de 42
voetnoten die zijn artikel vergezellen. Deze wetenschappelijke aanpak
brengt hem gelukkig niet tot het afgetrokken taalgebruik, dat zoveel
studieuze verhandelingen slaapverwekkend maakt. Klaas Bolt zegt
zonder omwegen waar t op staat en roept ons reeds in de tweede
Zin van zijn betoog over de in een crisissituatie verkerende gemeentezang
toe dat ,,ook de gemeentezang ten offer (is) - gevallen aan de huidige
drang tot nivellering en modernisering. En om te weten waar
we dan aan toe zijn, verwijst Klaas Bolt ons naar de NCRV-rubriek
,,Psalm van de week, waar ze zich beijveren ,,zelfs meerdere
regels in één adem uit te voeren. Van Klaas
Bolt mogen we na elk woord even uitblazen.
Ook
de slechte akoustiek van de moderne beton- en spaanplaatkerken werkt
dat ,,vlotte en lichte zingen In de hand en door ,,liturgische
verdwazing wordt er ook nog het een en ander verprutst.
Klaas
Bolt: ,,Men kan constateren dat vele liturgisten, cantores en organisten
(waarvan een aantal hun solistisch optreden als het belangrijkste
beschouwen) geen besef hebben van de aparte en unieke schoonheid
van onze Hollandse gemeentezang. Zij menen dat zij deze stoere en
grandioze samenzang ook uniek in de wereld naar koorvoorbeeld
moeten scholen en verbeteren. Zo is de ,,Psalm van de week
nog nooit door een vol-uit zingende gemeente voorgezongen, maar
altijd zeer gecultiveerd door een koor.
Gemeentezang
en koorzang zijn te vergelijken met een brede rivier en een kanaal;
de verbetering van de gemeentezang is hetzelfde als
het kanaliseren van een rivier, waarbij hét water waarschijnlijk
wel sneller en doelgerichter zal gaan stromen, maar waarbij tegelijkertijd
onnoemlijk veel schoons verloren gaat.
Intussen houdt Klaas Bolt op zijn orgelbank ook de predikanten in
de gaten. Op grond van allerlei ingewikkelde becijferingen komt
hij tot de conclusie dat en dominee die voorgaat in de Haarlemse
Bavo, tweemaal zo langzaam dient te spreken als de nieuwslezer van
de NOS, wil t wat worden. En de bij hem op adem gekomen gemeente
kan zich vastklemmen aan zijn uitspraak: ,,Ikzelf zie geen reden
om de gemeente veranderingen op te dringen.
Vlak
voordat Klaas Bolt aan de slotparagraaf van zijn beschouwing begint,
gooit hij er nog een NB tegenaan. Een 43ste voétnoot, zou
je kunnen zeggen. Hij vertelt dat zijn kopij al was ingeleverd bij
de redactie van ,,Het Orgel, toen hij een opname beluisterde,
die gemaakt was op de te Leeuwarden gehouden jaarvergadering van
de Gereformeerde Organisten Vereniging. De gereformeerden slaagden
erin, ,,het record snelzingen te breken, meldt hij opgewonden.
Reken
maar niet dat de kwieke aanvoerders van de gereformeerde organisten
dit op zich laten zitten. Trouwens, ook de cantores, van welke confessie
ook, zullen zich ongetwijfeld in de strijd werpen. Want Klaas Bolt,
die al eerder heeft laten weten dat hij een ferme greep in de toetsen
aanzienlijk hoger aanslaat dan wat handgebaartjes voor een cantorij,
verklaart dat de enige redding van de gemeentezang in het orgel
gelegen is en dat daarom de functie van organist centraal moet komen
te staan, ,,en niet het cantoraat en nog minderde koordirigent.
Let
op, daar komt een mooie, gave ruzie van. De cantores werpen in fierheid
de handschoen voor Klaas Bolt zn voeten en de voormannen van
de Gereformeerde Organisten Vereniging gaan het wapen scherpen,
dat hem bestrijden moet. En aan de andere kant snellen reeds Chr.
Raalboom en zijn Orgelvrienden*) onder luid gejuich Klaas Bolt te
hulp.
*)
Chr. Haalboom is redacteur van het blad De Orgelvriend en eveneens
verklaard tegenstander van iel en snel zingen in de kerk. Hij biedt
mij thans gelegenheid met een voetnoot voor de dag te komen (t
zijn er geen 42, maar beter wat dan niets).